De balans van Tom Boonen: “Ik kan me het gezichtje van ons kindje dat we verloren hebben nog zo voor de geest halen”

©  Kris Van Exel

Je monstert Tom Boonen, gezeten aan een tafel in zijn prachtige parktuin in Mol. Van een gegroefd flandrien-gezicht of oorlogslittekens uit zijn wielercarrière is geen sprake. “Ik ben vaak en hard tegen het dek gekletst, maar al bij al valt het wel mee”, zegt hij.

“Het is alleen een beetje schaamtelijk – enfin, eigenlijk is dat helemaal niets om me over te schamen – dat ik een hoorapparaatje nodig heb. Op hoge tonen ben ik aan de linkerkant 70 decibel kwijt sinds die schedelbreuk en die hersenbloeding na een val in Abu Dhabi, in 2015. Ik leef sindsdien ook permanent met oorsuizingen. Maar ik verdraag die interne toestelletjes niet goed. Probleem is ook dat ik rechts nog superscherp hoor. Als ik dan een hoorapparaatje in heb, wordt het geluid versterkt en krijg ik dat precies niet gefilterd in mijn hoofd. Heel bizar. De eerste keer dat ik ermee in mijn auto stapte, was mijn oriëntatie precies helemaal weg. Het is gelukkig het enige blijvende letsel dat ik overhield aan mijn loopbaan, maar het blijft wel een serieuze handicap.”

Voor het overige heb ik met Tom ­Boonen een blakende jongen van veertig tegenover me zitten. Vader van de zesjarige tweelingzusjes Valentine en Jacqueline, gedreven zakenman, ­ambitieuze racepiloot. En nog altijd dezelfde toffe gast met het optimistische karakter, de open blik en de klare taal. Gespierd en pezig ook, met zijn 87 kilogram voor 1,93 meter. Boonen is geen vijf kilo aangekomen sinds zijn gloriejaren. Toen brak hij alle records door tussen 2004 en 2012 liefst vier keer Parijs-Roubaix, drie keer de ­Ronde van Vlaanderen, drie keer Gent-Wevelgem en vijf keer de E3 Harel­beke te winnen. En dan gaan we nog voorbij aan pakweg een wereldtitel, twee Belgische titels, een groene trui en zes ritzeges in de Tour. Het waren gouden jaren, het is een platina palmares.

©  Kris Van Exel

“Niet echt. Eigenlijk wordt hier heel weinig over koers gepraat. Als de voorjaarsklassiekers er aankomen, blik ik er nog weleens wat bewuster op terug – kan ook niet anders met al die media-aandacht. Maar voor mezelf is het wielrennen precies toch een afgesloten hoofdstuk. Pas op, ik ben trots op mijn erelijst. En als ik beelden van vroeger terugzie, kan ik me meteen voor de geest halen waar en wanneer dat was, hoe ik me die dag voelde, wat er allemaal gebeurde. Maar ik ben daar niet in blijven hangen. Ploegleider worden, dat was bijvoorbeeld nooit echt een optie. Maar zeg nooit nooit. Je weet niet wat het leven je voorschotelt, en ik vind de koers nog altijd een interessant wereldje.”

“Klopt. Een mooie start-up is het, gevestigd in Turnhout. In acht maanden tijd groeiden we van 7 naar 22 werk­nemers. Toen ze me anderhalf jaar ­geleden feedback vroegen over hun product, vond ik het zo interessant dat ik mee wou instappen.”

“Zonder te technisch te willen worden: we hebben eigenlijk de enige zwakke plek van een racefiets uitgeschakeld, de voorderailleur. Met onze naafversnelling kan je sneller én onder vollast schakelen, wat betekent dat je probleemloos meer dan 1.000 watt kan blijven duwen zonder dat je kettingproblemen krijgt. Ik geloof er rotsvast in. De revolutionaire naafversnelling werkt zo goed dat we Tom Boonen niet eens als uithangbord nodig hebben om succesvol te worden. Maar de koers blijft een haaienwereld. En het is sowieso niet makkelijk opboksen tegen grote spelers zoals Shimano. Dat is namelijk niet alleen een concurrent, maar ook een fabrikant waarvan we afhankelijk zijn voor onderdelen.”

“Nee, dat zie ik als passie, als topsport. Het is redelijk alomvattend momenteel. In de autosport kan ik mijn ei helemaal kwijt. Niet alleen het racen zelf, maar alles wat erbij komt kijken. Van sponsors zoeken tot de techniek van de wagen. Ik denk dat ik daar van alle piloten in ons team het meest van afweet. Het is ook geen toeval dat ik in het middelbaar de richting automechanica volgde. De Norma waarmee ik rijd, dat zijn prototypes zonder ABS of tractiecontrole. Eigenlijk moet je het zien als de miniversie van de racewagens die de 24 uur van Le Mans rijden. De Norma heeft 280 pk en weegt slechts 590 kilo. Daarmee ben je op de rechte stukken natuurlijk kansloos tegen de 500 pk van de grote broers, maar omdat die bijna 1.000 kilo wegen kan je ze toch aanvallen in de bochten. En winnen, jazeker. Héél leuk is dat.”

“Absoluut! Het gevoel, de sensatie als je een autorace wint en over de finish zoeft, dat is krek hetzelfde. Ik zou uit mijn auto kunnen springen van euforie. En mijn grote droom blijft: meedoen in Le Mans.”

“Alleszins veel minder gevaarlijk dan wielrennen, je ziet het ook nu weer in de Tour. Ik denk zelfs dat fietsen de gevaarlijkste sport is die er bestaat. Ik heb tijdens mijn carrière geen dag gehad dat ik ging trainen zonder dat ik thuiskwam en zei: Daar heb ik geluk gehad. Soms denk je zelfs: Daar had ik dood kunnen zijn. Drukke stadscentra, verkeersremmers overal, bloembakken, wegversmallingen… En de chauffeurs, natuurlijk, allemaal gestresseerd en gejaagd in hun auto. Dat was twintig jaar geleden nog anders. En laten we eerlijk zijn: de gsm heeft er ook geen goed aan gedaan. Hoeveel mensen er op hun schermpje bezig zijn. Als fietser moet je tegenwoordig ogen op je rug hebben. En veel geluk bovendien. Dan is een racewagen veiliger.”

©  Kris Van Exel

“Het was hard werken, opbouwen, ­bijleren, ervaring opdoen. Maar ik zit intussen toch op een niveau dat ik in België voor weinig rijders nog moet onderdoen. Wij rijden ook niet in F1-bolides, hé. Daar strijden de ingenieurs van de verschillende teams eigenlijk om de overwinning. Terwijl alle auto’s in onze klasse voor 99,9 procent gelijkwaardig zijn.”

“Zeker. Vroeger wist ik alles. Op trainingskamp, in de voorbereiding van een wielerseizoen, stelde ik ooit voor dat elke renner samen met een mecanicien een fiets helemaal zou monteren bij wijze van middagactiviteit. Het is er niet van gekomen, want veel renners hebben er echt geen flauw benul van hoe dat moet. Maar als je iets voorhebt in de koers, of je fiets rammelt, kun je veel beter uitleggen wat er aan de hand is. Anders moeten de mekaniekers blind gaan zoeken. Het is voor profrenners een meerwaarde als je er zelf iets van snapt. Sowieso, alle technologie waarmee je je als mens sneller kan voortbewegen, heeft me altijd al gefascineerd. Alles waarmee je kan racen, vind ik geweldig – desnoods een step. Ik hou ervan om de limiet op te zoeken van wat er technisch en menselijk mogelijk is.”

“Ik moet toegeven: ik heb vaak veel te hard gereden toen ik nog jong was. Vaak voor lange tijd mijn rijbewijs kwijt geweest ook. (lacht) En ’s anderendaags stond het in de krant en wist heel Vlaanderen het. In dat opzicht had ik pech. De generatie voor mij – Peter Van Petegem of Johan Museeuw – stond alleen op de sportbladzijden. In mijn tijd kwam ook het internet op en werd alles anders. Al mijn jeugdzonden werden door een vergrootglas bekeken. Terwijl ik gewoon jong wilde kunnen zijn.”

“Misschien. Het was in elk geval growing up in public with your pants down, door scha en schande wijzer worden. Maar zo was het nu eenmaal. Al had ik het daar weleens moeilijk mee. Ik wou gewoon jong zijn, mij uitleven, zoals alle gasten van mijn leeftijd. Ik wilde me niet aanpassen omdat ik ineens een BV-status had als jonge topcoureur.”

“Als een bompa, echt waar. Als ik nog eens geflitst word, wat niet vaak ­gebeurt, is het omdat ik 57 reed waar je 50 mag.”

“Serieus, ik zie er het nut niet meer van in om snel te rijden en met je eigen of andermans leven te spelen. Waarvoor? Voor die ene seconde of die ene minuut tijdswinst? In Duitsland, op stroken waar het mag, durf ik nog weleens gas te geven. Maar voor de rest denk ik dat ik mezelf een voorzichtige, galante chauffeur mag noemen. Ik hoef ook geen grellige bakken meer in het dagelijks verkeer. Mijn Ferrari heb ik allang weggedaan. Ik rij nu met een BMW M5 met 120.000 kilometer op de teller en dat is prima. Maar ik blijf natuurlijk een liefhebber. Als je uit je auto stapt, wegwandelt en nog eens móét omkijken om hem te bewonderen: dan weet je dat je de juiste wagen hebt.”

“Ik heb nog mijn oude Porsche, een 911 Turbo uit 1993 die ik zeven jaar geleden kocht. (met blinkende ogen) Je weet wel, die Porsche uit de film Bad boys. Dat is echt de auto van mijn kinderdromen. Hij gaat nog goed vooruit, maar je merkt dat het al een oud beestje is. Als je er 120 per uur mee rijdt, vóélt dat ook als 120 per uur. Terwijl die sportwagens van tegenwoordig 700 pk hebben. Dat zijn wapens, dat is niet menselijk meer. Het nodigt té fel uit om er hard mee te rijden. En racen, dat reserveer ik nu voor op het circuit.”

©  Kris Van Exel

“Ik heb daar wel een tijd mee geworsteld. Je stopt met koersen en je denkt: Hèhè, ik ben ervan af. Maar tegelijk neem je afscheid terwijl je op je best bent, terwijl je nog zo jong bent. Anderzijds heb je op dat moment al een loopbaan van bijna 25 jaar achter de rug. Zo voelt het echt. Ik wist op mijn dertiende, veertiende al wat mijn missie was. Hoe zot is dat? Veel mensen weten op hun achttiende nog niet wat ze willen gaan studeren, ik zie dertigers die nog niet goed weten wat ze met hun leven willen aanvangen.”

“Toen ik stopte met wielrennen, heb ik toch wat moeten zoeken. Opnieuw de dag leren plukken. Ik besefte ineens wel dat ik al die jaren gedaan had wat ik het liefste deed, maar dat de grootste kicks nu voorgoed voorbij waren. Ik ben erg blij dat ik dat gevoel een beetje heb kunnen terugvinden in de autosport.”

“Absoluut. Ik moet Lore zo dankbaar zijn. Zij heeft me mee gemaakt tot de man die ik ben. Er was een tijd dat ik dat misschien niet altijd even helder zag, maar vandaag besef ik dat ten volle. En mijn dochters zijn mijn alles, hé. Valentine en Jacqueline zijn zes nu, pas afgestudeerd in de kleuterklas. Een eeneiige tweeling, dus ze lijken heel erg op elkaar. Maar toch zijn ze tegelijk totaal verschillend. (toont een foto op zijn smartphone) Kijk: dit is Valentine. Zij is een meisje-meisje. Roze kleren, eenhoorns… Maar tegelijk is zij de dapperste van de twee, ze heeft nergens schrik van. Jacqueline is de stoere skater girl, altijd hip, altijd in het zwart gekleed. Maar ze heeft een veel banger hartje.”

“Ik hoop, zoals iedere ouder, dat ik een goede papa ben. En ik denk van wel.”

“Niet echt, ze moeten… Enfin, ze moeten eigenlijk niets. Ik geloof heel hard in leiden door zelf het voorbeeld te geven. Dat is mijn opvoedingsstijl. Als het serieus is, weten ze dat ze beter efkes naar me luisteren, maar Lore en ik proberen altijd alles heel goed uit te leggen. Valentine en Jacqueline zijn pientere dametjes. Waarom zou je dan zeggen: Het is zo en niet anders? Ik kon daar als kind vroeger zelf van rotten als ik vroeg Waarom? en mijn moeder zei Dáárom!. Ik werd daar altijd kwaad van. Als je kinderen een vraag stellen, is er altijd een antwoord. En je kan ook gewoon zeggen dat je het antwoord niet kent, als dat een keer zo is.”

“Dat is zo. Lore had eerder al eens een miskraam gehad op zeven of acht weken, maar dat konden we nog redelijk makkelijk plaatsen. Dat voelde voor ons nog maar als een vruchtje dat te vroeg was afgekomen. De tweede keer was zó anders. Eigenlijk hadden we de zwangerschap nog geheim willen houden, maar onder druk van een weekblad dat de primeur moest en zou publiceren, hebben we het nieuws dan maar zelf bekendgemaakt. Op onze eigen manier, níét in dat blad. We waren tenslotte 12, 13 weken ver en het grootste risico leek geweken. Maar toen we twee weken later weer op controle moesten, bleek het hartje gestopt met kloppen. Dat was verschrikkelijk om mee te maken.”

“Lore moest echt bevallen, terwijl haar lichaam daarvoor natuurlijk nog niet klaar was na zo’n korte zwangerschap. Dat was… afzien. We mochten naderhand zelf kiezen of we ons kindje nog wilden zien. Onze eerste reflex was nee, maar toen we er even over nadachten, wilden we het wel. We moesten dat een plaatsje kunnen geven. En dan krijg je dat kindje te zien, ocharme twee handjes groot. Elke keer dat ik eraan denk, krijg ik het nog moeilijk. Kippenvel. Ik kan me dat gezichtje nog zo voor de geest halen, het was twee druppels ons Jacqueline. Onze meisjes weten ook dat dat gebeurd is. Ze zeggen zelf ook altijd dat ze eigenlijk met vier zijn thuis. Ons kindje heeft ook een naam gekregen, maar die houden Lore en ik liever voor onszelf.”

“In mijn tijd kwam ook het internet op en werd alles anders. Al mijn jeugdzonden werden door een vergrootglas bekeken.”  — ©  Kris Van Exel

“…maar in Waregem, een paar dagen later, stond ik aan de start, ja. Terwijl Lore en ik net zoiets heftigs hadden meegemaakt. Twintig uur ­weeën, twee dagen ziekenhuis, immens verdriet. Ik was gekraakt, ik had de ziel uit mijn lijf gebleit. Om dan zo snel terug op de fiets te stappen, dat was hard. Maar het leven gaat door, je moet door. Al wrong het toch toen journalisten na drie weken koers de opmerking maakten dat ik precies geen goed voorjaar gereden had. Wat hadden ze dan verwacht? Gelukkig kregen we ook veel steun. En ik verschoot ervan hoeveel mensen op me afkwamen en vertelden dat ze onze pijn begrepen omdat ze hetzelfde hadden meegemaakt.”

“Zot, hé.”

“Eigenlijk niet. Lore voelde zich goed, ze had er alle vertrouwen in, ook al was het best wel een gecompliceerde zwangerschap. Zwangerschapsvergiftiging, twee maanden plat in het ziekenhuis, een zware bevalling, uiteindelijk een keizersnede… De meisjes werden uiteindelijk zes weken te vroeg geboren en moesten in de couveuse. En dan voerden ze Jacqueline nog in allerijl naar het UZ in Leuven omdat het anders niet goed zou aflopen. Heavy, héél heavy. Gelukkig vergeet een mens pijn en miserie en onthoudt hij de gelukkige momenten zoveel beter. We hebben ook rotperiodes gehad, Lore en ik, maar we mogen trots zijn op hoe we hier nu samen in het leven staan. Twee handen op één buik in de opvoeding, zonder dat we veel woorden nodig hebben om elkaar te begrijpen.”

“Zo is het ook. Go with the flow. Daar geloof ik steeds harder in. Als je ergens te zeer op gefixeerd bent, het maakt niet uit wat, zal het nooit lukken. Je moet loslaten, meegaan in de flow. En dan komt alles vanzelf goed.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses cookies to offer you a better browsing experience. By browsing this website, you agree to our use of cookies.